236 G. DE WITT OVER DE in de fpieren van het aangezicht, waaraan het vyfde en zevende paar takken afge ven, zodanige duiptrekkende bewegin gen voortgebragt worden, even als in het lagchen. De ontdeking der hersfenvliezen is fomtyds een gevolg van de ontdeking van het middenrift, 't welk door dezelf de gemeenfchap voortgebragt wordt, doordien het vyfde paar ook een ige tak jes afgeeft aan het harde hersfenvlies. De pyn in het opperde gedeelte van den fchouder vergezelt fomtyds de ont- jdeking van het middenrift; dit wordt afgeleidt van het derde paar der halsze nuwen, welke, nadat dezelve met het tweede en vierde paar van den hals de middenriftszenuw geformeerd heeft, zig verfpreidt in de bekleedfelen en fpieren van het onderde gedeelte van den hals en het bovende gedeelte van den fchou der (v). <5. XL. Wanneer de maag lydt, wor den de hersfenen ook insgelyks aange daan: de hoofdpynen, raaskalling, dui zeling roodheid van het aangezicht enz. zyn (v) Zie MONRO ever de verfpreiding der zenuwen bladz. 157.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 310