250 G. DE WITT OVER DE
de met het tusfchenribbige paar ontftaat
XXII. De moeilykheid in de
flikking door de aandoening van de te-
rugloopende zenuwen, die van het agt-
fte paar af komflig zyn XXIIwelke
eenige takjes afgeven aan het keelgat
en flokdarm. De knerfing der tan
den in den flaap uit de vereeniging van
den tweeden tak van het vyfde paar met
de tusfchenribbige zenuw. XIX, en
van den derden tak van het vyfde met liet
dolende paar XX. De kitteling
in de neus ontftaat uit de aandoening,
welke de prikkeling van de tusfchenrib
bige zenuw aan de rami nojales fuperio-
res -postici £j. XIX te weeg brengt.
De hoofdpyn kan afgeleid worden
uit de vereeniging van het agtfte en tus
fchenribbige paar met het vyfde paar
zenuwen. De belemmerde fpraak
en fprakeloosheid (d) wordt veroorzaakt
uit
(d) Zie abkandl. der boninkl. Akadem. der IVisfenfchaf.
%u Stokholm. 1747. bladz. iir. FORESTUsin zyn
werk de febrib. cum morb. Epidem. public, grasf. lib. 6.
verhaalt van een kind van twaalf jaren ouddat
twee weken ftom bleef, en de fpraak weder kreeg
na een menigte wormen ontlast te hebben. Zo
vindt men nog een voorbeeld van ftom en doof
heid door wormen in den onderbuik veroorzaakt
medegedeeld door den Heer ren au d in de he
den-