258 J. S. G. DINCKLER GENEES- EN
In een once van gemelden geest,
me ngde ik eenige druppelsb. v. twintig
van de 01, CataputiaeRorismarini
of Lavendulaeen deed de Lijders een
fpongietjein een Eau de ia reine doos
je, daar mede nat maken, en de reuk
daar van vijf, zes of achtmaal daags zoo
fterk opfnuiven, dat zij daar als be
zwijmd of dronkig van wierden.
In een andere once van dezen geest
drupte ik twaalf druppels olie van kruid
nagels, drie of vier druppels olie van
kaneel en van foelijen liet den Lijder
van dit, wel onder een gemengd, vijf
en twintig of dertig druppels in 't hol
le van zijn warme hand gieten, en die
hand dan, half toe, tegen zijn kaak en
wenk-
Inftillavi unciae hujus SpiritusOlci Cajiputvel
Lavendulae, vel rorismarini aliquot guttas, v. g.
XX., et ut fpongiam pyxidi olfactoria; inclufam
eo humectarentvaporemque fortiter naribus at-
trahercnt, ut temulenti et vertiginofi fere fierent,
jusfi, et ut hoc per diem 5,6, vel octies repete
rent fuafi.
Inftillavi porro unciaa hujus Spiritus, olei ajthe-
rei Caryophyllor. gutt. XII. Cinnamomi et Macis
gutt. IIJ vel IV, jusfi ut volte manus calidas
contracttev. g. gutt. XXIV vel XXX. infunde-
rentvolamque contractamitagenae etarcui fuper-
eilir