"er voor ons, tot dus verre, geen ander middel over isdewyl men nog niet in ftaat geweest is, de werktuigen die hun daartoe dienenaan te toonen. Maar hetzelfde gebrek heeft nog in de meeste visfchen plaatsen egtec zal geen rede ly k Natuurkenner weigerenzyn toe flemming te geevenomtrent de be- ftaanlykheid daar van in de nog overige foorten. De Heer lesser fpreeken- de van het zintuigelyk vermoogen der gekorvene diertjes, zegt "anderen heb- ben zulkeenen fynenreuk, dat zyop een genoegzaamen verren afftand rie- ken konnen". (n) En elders "dat zy zig door de fynheid van den reukin de keuze van hun Voedfel nooit bedrie- gen (i)" ookdat zy "hunne keuze met volle zekerheid bepaalen" (k). De Heer lyonet in zvne aanteekeningen op den gemelden Schryver, fpreekende van de baarden of voelers der gekorve ne, voegt 'er by, "Indien de baarden der Infekten de werktuigen zyn van fommige zintuigen, die ons bekend zyn, fchynt het, dat deeze veel eer voor (jij Theologie des h:Jè8es T. J. 2<$S, (i) ib. p. 278. 2$Ó E. P. SWAGERMAN OVER DÉ j o (U ih. T, 0.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 370