340 J. DE RH0ER OVER
uitmuntende Man weet welhoe ver 't
woord Friesland zich in die eeuw uit-
ftrekte, en wat het by de fchryveren
der middeleeuw beteekene. Daarna
komt het hem niet waarfchynlyk voor,
dat dit Walcheren, dat gedeelte van
Zeeland zyhet welk wy nu zoo noe
men. Maar dit wordt gezegd zonder
fchryver, zonder getuigen, krantz
zelvefchoon hy denkt dat Dorlladium
by de Elve ligt, lochende echter
niet, dat nochtans op de aangehaalde
plaats dit gedeelte van Zeeland bedoeld
wierd. Eindelyk fchynt die fprong aan
den Groot Achtbaaren Heer veel te
groot, dat zy uit Walcheren terftond
te Doreftadum zyn gekomen. Herin
ner u, bidde ik, de plaats, en :gy zult
zien
gnos-
T/F 'cjó'-^/Ï' "-p- Ir/Y
am reftringi. Sed non ignorat Vit Eximius, quam
late Frifiae vocabulum eo feculo patuerit, et quid
mediae aetatis fcriptoribus fignificet. Deinde pro-
babile ei non est, Walachriam illam partem esfe
earn Zelandiae, quam nunc eo nomine appellamus.
Sed nullo auctorenulloque tefte id dicitur. Ipfe
krantzius quamvis Dorftadumad Albim hic intel-
ligat, per VVallachriam tarnen Zelandiae portionem
fignificari non negabatloco paullo ante adducto.
Tandem nimius V. A. videtur ifte faltus, quod e
yValachria ftaum yenerint Doreftadum. Reco-