dorestadum der batavieren. 351 fens aan zynen broeder horic, op dat die de zeeroovers beteugelen zoueen ge~ deelte van Friesland toegejlaan heeft. Maar roric, horic of eric (want die naamen worden verfchillend uitgefpro- ken) viel naderhand van lotharius af, en fchoon eerst gevangendoch weder ontfnapt zynde, belegerde Doreftadus, en is ten laatilen wederom in 's Keizers gunile aangenomen, en van een vyand een vertrouwd aanhanger geworden. Laten wy de Metenzer Jaarboeken (x) hoorenRoricdie met zynen broeder Eariald (die ook Har aid of Heriold ge naamd wordt) Dorejladus uit kracht van vrydom van den Keizer Lodewyk bezeten hadna het overly den des Keizers by Lo- tba« fratri cjhs Horicout piratis obfijleretpartem Frijiae con- cesjjt. Roricus autemHoricusaut Ericus(no mina enim illa diverfis modis efferri folentj) a Lo thario deinde deficiebat, qui in cuftodiam datus, fed inde elapfus Dorcftadum occupavitatque ad extremum ab imperatore in gratiam est receptus, et ex hoste fiduciarius cliens factus, Audiamus Annales metenses, anno dcccl. Roricusqui cum fratre Harialdo (qui etiam Har alduset Herioldus) Do- re[iadum jure beneficii ternerat ab imperatore Ludovico (ost okitm ynperatoris 9 aptsd Lotbariumqui patri fuc- se?" (x) Ad Ann. 850.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 427