welfden naamzonder eenige omzichtig
heid, eene andere ftad, als te voren,
bedoeld hadde, Herinner u ook, hoe«
danig de gefteldheid der Christenen toen
ter tyd wasen hoe de Deenen in deze
oorden zich hadden neergezeten der
Christenen Godsdienst oefenden. Voor't
overige pryzen de priesteren de vrouw
dat zy, zulk eene moeilyke reis onder-
nomen hebbendede aalmoes naar ge ko
men heeft. 't Welk allergefchiktst op ons
Dorelïadus kan toegepast worden.
'Er is noch een plaats overig by den
zelfden (b). De zaak is deze. Oric, de
Koning der Deenenftond toedat in
Sleswyk een kerk gedicht wierdt, te
gelyk vryheid gevende, (ik gebruik de
woon
ritquod noltro certe Doreitado optime aptari po-
test.
39^ J. RHOER OVER
CP) Cap. li.
nulla cautione pddita, aliud fignificare oppidum,
quam fi'gnjficaverat fuprg. Recordare etiam quae
Chriftianorum conditio, ca tempefiate, fucrit;
utque Dani his in oris ponfedcrint, facrisque illis
ftuduerint. Laudant praeterea feminam facerdotes,
quod 3 tanti Hinerts labore fnscepto eleemojynam impleve-
Reftat locus, apud eumdem cap. ar. Res haec
pst. Oricus Panorum Rex, permittebat, ut in
giesxqcQ Ccclcfia fabricareturdata pariter licenria,
(utgj