j. de rhoer over ben wy boven breed gehandeld. Wes- halven ikgeene reden vindewaarom wy van loon en anderen niet volgen zou den, die dit van ons Wyk te Duerjlede verdaanvan welks vermaardheiddaar ik te voren van fprak, hoewel ik toen verzuimd hebbe dit te meldenook deze penning getuigenis kan dragen. Ik her- innere my, by deze gelegenheid, ee< nen anderen penningwelke de uitmun tende Man echter niet zal zeggen dat tot zyn Dorftad behoore. buchelius (r), hoe wel hy't geen 'er door den verdichten marcellinus aangaande de meenigte der Tempelen, verhaald wordt, onder de waareLuciaanfchegefchiedenisfenplaatst, maakt des niet tegenftaande uit eenen gou- (r) Ad iiEDAM p. 46. trgi1 -c-p* Lcvf disputavimus. Adeoquc causfa non est, quare hic lonium aliosqnc non fequamur, qui de nostro Batavoduro explicant, de cujus celebritate fupra fuo loco, ubi hoe moncrc ncglexi, numus hic eti- p.m testari potuisfet. Recordor hac occailone alius numi, quem certe ad fuum Doreftadum pertinere, non iixerit vireximius. buchelius ad hedam, p.qö. q aam vis ea, quae detemplorummultitudinea Pfeu- do- Marcellino narrantur, inter Luciani veras hi- i'orias referat, aiicujus nihiio minus nominis fuisfe nos-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 488