454 D. Ho ÖALLANDAT WAARNEMING doch federt dat zy haare maandelykfche zuiveringen gekregen hadt, was zy be ter geworden: het eenigfte ongemak, 't welk zy federt haar trouwen hadt onder gaan, was, dat zy ten tyde van haare maandftonden doorgaans met vry fterke kolykpynen gekweld wierdt, welke py- nen zich ookgeduurende haare zwanger heid van tyd tot tyd weder geopenbaard haddenwaar tegen zy echter geen Ge neesmiddelen hadt gebruikt. Deze vrouwe onderfl#ande, bevond ik dat de arbeid reeds verre gevorderd, en dat het hoofd des kinds recht ter verlosfinge gekeerd was. De welgefteld- heid van het bekken, de verdapperinge der wêende opening van den lyfmoe- dersmond, het groeijen van 't water en het neerzakken van het kind, deden my eene natuurlyke en gemaklyke verlos finge voorfpellen. In de daad, na ver loop van een half uur brak het water, pf om beter te zeggende vliezen. Kort na het afloopen van't water, werden de wêen heviger, waardoor het hoofd des kinds tot in de holligheid van het hei lig- en ftaartbeen nederzaktevervol gens werdt het kindshoofd tot buiten de yrouwlykhd.d geperstwaarop einde-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 534