VAN EENE ZWANGERE VROUWE. 457
Ik nam dierhalven het befluit, om de
hand in de lyfmoeder te brengen maar
naauwlyks was ik met myne vingeren tot
aan den grond der fchede gevorderd, of
ik ontdektedat 'er een gedeelte van de
moederkoek reeds in den lyfmoeders-
mond was gezakt en dat het aldaar wierdt
bekneld. Verder onderzoekende, werde
ik gewaardat het gedeelte der in den lyf-
moedersmond beknelde moederkoek zeer
fcherp en niet kwalyk naar een Haayen-
vel gelykende was. Ik oordeeldedat de
hevige pynen en de llerke bloedvloeijing
door die fcherpe puntjes of uitfteekfels
veroorzaakt wierden, en ik begreep,dat
het ten hoogtlen noodzaaklyk was de
nageboorte hoe eer hoe beter aftehalen,
om alle verdere toevallen voortekomen.
Ten dien einde bracht ik myne hand in
de lyfmoeder, 't geen echter niet zonder
moeite gefchiedde, zoo uit hoofde van de
krampachtige famentrekking van den
lyfmoedersmondals van de fcherpe
puntjeswaar mede de moederkoek be
zet was. Ik bevond, dat de moeder
koek voor het grootfle gedeelte noch
aan de lyfmoeder vereenigd was, en
naar mate ik dezelve voorzichtig met
myne vingers losmaakte, ontdekte ik,
F f 5 zoo