F. T. REITZ OVER EENE ENZ. 461
Den 2 Juni 1770. werd ik geroepen
by I. T. oud omtrent 50. jaren die
wegens zyn beroep van jongs af een zit
tend leven had gehad. Hy verzocht
myne hulp wegens zyn ongemak, het
geen hy zeide byzonaer hier in te be-
llaan, dat hy alles veilig kon eten en
drinken, maar niet by zich houden, ik
vond hem behalven dit ongemak, waar
van de benaming bekenddoch de oor
zaak voor het oog verborgen wasbol
van aanzien en geheel leucophlegmatisch.
Hy was reeds meer dan een jaar ziek ge
weest en had voornamelyk geklaagd
over buik en colyk pynen, en eene be
lemmering in het behouden van zyn
voedfel; welk laatste, langzaamerhand,
nu zoo was toegenomendat hy pas
een vierde deel van de genotene fpys of
drank behieldt. Door het gebruik van
openendeuitlozende en teffens verwer
kende middelen werdt hy in weinig
weken van lichaams gefteltenisfe gezon
der, zoo dat hy uitging en zyne zaken
konde waarnemen ook fcheen het on
gemak wat verbeterddoch dit was zich
zelve zeer ongelykdan was hy twee
drie, ja eens zes dagen daar door niet
belemmerddan verliepen 'er weer 14
da«