474 JUSTUS TJEENK OVER DE
aanneemelykst voor, dat Davidwiens
levensgefchiedenis zoo veele getuigenis-
fen van zyne heftige verlangens naar de
Arken het teeken van Gods tegen
woordigheid, uitlevert, dit dichtjltik in
Zyne vlugt voor Abjalomin 't land der
Jordaanehebbe opgefteldeen landten
meesten deele gelyk ook een groote
(h) ftreek van Syrïèngeduurende den
zomerdor en mat zonder waterhoe
wel anderen net het tegendeel ftellen,
en dit land als wellustig water- en poel-
ryk befchouwenhet geen wy ookin
zoo verre, kunnen aanneemen, als zy
den regentyd in 't oog hebben, of by
de oorfprongen der Jordaaneonder den
Hermon daaromftreeksen by de be
roemde kom van Phiala blyvenmaar
niet, zoo zy zich van die rivier, wat
verre ten noorden, oosten, of zuiden,
verwyderen. De Gefchiedenis van den
optogt der Christenen tegen de Saracet-
nen, of de zoogenaamde kruisvaart, zal
dit alles buiten bedenking ftellen. Zy
befchryft (i) Trachonitiswaaraan zj
ee-
(h) Gcfla Francorum ahorumUierofol. p. 22.
(i) WILLERMI Tyrenfis ArchiepH:[t. Hierof. M
XVI, c. 9, IO, II. Lib. XXII. c. 20. JAC. DE VIT»1'