JUSTUS TJEENK OVER DE gronding opgefloten)des te hooger en ftaatelyker voorkomt, en in die ruimte zyne kruinmet eeuwige fneeuw getul- band, veel prachtiger en trotfcher bo ven de lagere heuvels uitfteektdan wanneer hy in een fchakel van hooge en uitmuntende bergen voorkwam wanthet geen Ararat hooger doet fchynen dan hy mogelyk ismoet (zegt Tournejort (o)toegefchreven worden aan de groote vlaktewaarin hy alleen ftaat. Naardien geenen der latere reizigers den Hermannoch de vlaktewaarin hy ligt, noch de oorjprongen der Jordaans van naby hebben onderzocht, en alleen op een zekeren afftand ons dien aan gaande hebben onderricht; zuilen wy tot vroegere fchryversom van het Er ets aer Jordaane eenige kundfchap te krygen, onze toevlugt moeten nemen, Dezen zullen ons leeren, dat wy in het land der Jordaane zoo veel bergen niet moeten ftellen, ais ons op de kaarten doorgaans verbeeld wordenen dat 'er groote vlakten zyn geweestdie in haare verwyderinge van de Jordaane noord' (o) Reize naar de Levant. 2de Deel bl. 132.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 558