496 justus tjeenk over de de laagte, met groot gedruisch, affchie- ten, en den levengevenden dauw en balfemgeuren welken hy van zyn hoofd over de heuvels en barnende da len naar alle kanten, uitftort, was al reeds te verneemen 'dat het Land der Jordaanewaarin hy lag, in de lange dagen droog en dorftig moet geweest zynen dat het derhalve voor David, die zoo veel andere gevaaren had te vermyden en doorteworfteleneene zwaare bezoeking geweest isgeduuren- de de zomermaanden, door dat Land omtezwerven. Men leest in ^elianus, dat een heer, op zynen flaafvergramd, (r) hem dreigde naar den Olympus te zenden, en niet naar den molen: omdat het voor eene hardere flraffe werd gehou den van de zonne geroost te worden, dan den molen omtedraaijen. Dus he rodes atticus aan gansch Griekenlad eenen grooten dienst deed, wanneer hy derwaardsdoor eene waterleidingde noodige laavenis aan duizenden van men- fchen toebragt, die gekomen waren om de fpelen te zien, in een jaargetybe, waarin verfcheidenendoor de groote hit- (r) PHILOSTRATI Vita SophistLib. II. V. p. 5JU jeliani Var. Btjl. Lib. XIV. C. XVIII.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 576