4p8 JUSTUS TJEENK OVER DE
moet gevoegd wordendat hunne vyaiï-
den, zich bedienende van het voordeel,
hetwelk een mat en dorjlig Landhun
aan de hand gaf, deszelfs dorre drui-
kenuitgedroogde gewasfen, en ligt yuur-
vattende doornenin brand dakenen
met hun voet- en paerdevolk een zwaa-
ren ftofdamp verhieven, om de Christe
nen door rook en fmook te verdikken,
door de vlammen te fchroeijenen door
het verwekte dof van hun overig vocht
te berooven. Hunne ingewanden wa
ren aan het zieden, hunne geesten uit
gedroogd, en hunne ziel zonk neder en
werd in hun binnenjle uitgejlort (u). Zy
wisten zich niet te verbergen voor den
gloed, en zouden wel in den fchoot
der aarde gedoken hebbengelyk zoo
OVidius de Godin Aarde voordek, toen,
door phaötons vermetele onbezonnen
heid, de wereld in brand vloog, on
hunne verfchrookte leden aftekoelen.
De reizigers, die het Oosten bezocli
hebbenbetuigen eenpaarigdat
vlaktenin de lange dagenveel van d
zor
(u) Ps. XLII. 6. wiulermiTyrenfs Archiep.M;
Lib. VIII. C VII. p. 752. Siti ariditate conjumpU
in Je ipfis dsficiebanttabescentin j liquefacta inttf-
9> us mombcmtuT eet.