5ÏÖ JUSTUS TJEENK ÓVER DE fonteine); ftorven veelendoor een te fchielyk en onmaatig drinken. Het komt my derhalve zeer aannee- melyk voor, Zoo uit de gelykenisfe van het dorstige her teals uit de grondge- fteltenisfe van Trachonitis in het warme Wederdat David, geduurende de hee- te en drooge zomermaandenin de val- leijen en zandvlakten van het Land der Jordaane enz. hebbe omgezworven en dat hy daar meenigmaalenop den kant van uit geledigde beekende herten zal aangetroffen hebbendie, evenals hy zelf, met fchreeuwende verlangens, naar water en verfrisfching zullen ge- fnakt, en, in groote verlegenheid, daar naar zullen gezocht hebben. Ware het in den winter geweestde koude des weders, de overvloedige regendie bee ken en bronnen aanvult, en doet over- vloeijenzoude henin dit ftukvan klaagen en kermen bevryd hebben. Ook drinkt het hert weinig in den winter, en noch minder in 't voorjaar(n) het teeder en vochtig gras (o; is dan genoeg zaam! (n) Hifi. Nat.par M. DE BUFFON Tom. XI./. 10+ 143- &c' (o) JER. XIV. 5. Ntn- COLUMELLAS Lib. X. Cfltu Hortorum, vs 2851. »Kw<

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 590