HEILIGE AARDRYKSKUNDÈ 511
zaam, om den dorst te lesfchen. Maat
in den zomer gaat het drinken in rivie
ren, poelen, en wellen. In den brons-
tydis het dermaate verhit, dat het over
al water zoeke, niet alleen om den bran
denden dorst te ftillen, maar ook om
zich te baaden en te verfrisfchen.De groo-
te hitte,(p)en de daardoor verwekte be-
naauwde ademhaalingdry ven het naar
het water. Maarals het gejaagd
wordt, zal het, fchoon van een ftroom
bezet(q) langs duizend padenher-
waards en derwaards, den hoogen oe
ver ontvlugten. Werpt het zich dan
altemets in 't water; hetzalzyn, niet
om te drinken maar om den honden
den reuk te benemen. Dit weder-
fpreekt de meening van zulken, die ge-
fteld hebben, dat David zyne zielver-;
langensonder het zinnebeeld van een
gejaagd hertehadde voorgedragen.
Dan in landen(r) waar het aardryk
we?
Cp) ARISTOTELES De Hifi. Animal. Lib. VI. Ci
XXIX. D.
(q) VIRGIL. /En. XII. 74g.fioj.
Nunc Ter egelidim, nunc est mollisfimus annus
Dim Phoebus tenerac terser* decumbere in herba
Suadet<£r ar gut o fugientes gramme font es
Nee rigidos potare juvatnee file tepentes."
(r) M. FAB. QUINCTXL. Deel. XII. 4.