bang en aèmechtig gefnuif, door een fleepend en fchor geluid, te kennen (w). Kk 2 Da- HEILIGE AARDRYKSKUNDE. 515 (w) Het geluid der Herten is geweldigermeer der ryzendeen uitgehaald, dan dat der Hinden en, uit dien hoofde, natuurlyker gefchikt, om het gebrul en ïerk geroep van den Dichter uittebeel- den. Wordt dat geluid door een werkwoord in 't vrouwelyke geflacht uitgedrukt; hec zal geen bewys zyndat door eerl Hinde be doeld worde: doordien de Hebreeuwen een ander woord hadden, om daardoor het vrouwelyke geflacht dier beesten te befchryven. Maar het zal eerder be- gunftigen de gisfing van hun, die meenen, dat,in de gryze aloudheid der Hebreeuwiche taaie, de per- foonen der werkwoorden gemeenjlachtig geweest zyn; en, dat het onderfcheid der gejlachten, eenmaal in gevoerd altemets verruimd geworden zyvan welk verzuim zy eenige voorbeelden, wiér getal wy noch zouden kunnen vermeerderenter behoor- lyke plaatfe bygebragt hebben. Hec heeft wyders zynen nadruk, dat Vy het gejehreeuvo der herten vere'énigd wordt: omdat in dit lidwoordeken een zwellingryzing en verheven heid ligt opgellooten; hoedanig in't geluid dei: her ten, volgens Tacitus, wiens woorden onmidde- lyk ftaan te volgen, befpeurd wordt. AVeshalve zy, die aan de lidwoordekens 1^ en t,^, welken hier beiden voorkomen eenc zelfde beteekenis ge ven, of ten minften willen dat zy door eikanderen mogen gebruikt wordenniet hechts de woordgron ding omverre werpenmaar ook de gepastheidklem en byzondere welvoegendheiddier lidwoorden in opzigC lot David en het hert, uit het oog verliezen. Waar over wy ons breeder zouden kunnen uitlaaten, en BOCHART. CapXVII. de Cervis et eorum Naturap. 88l. N1C0L. CUIL, SCHROEKERI Reg. IVI. Syntaxeos Ht.br.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 595