5 20 JUSTUS TJEENK OVER DÉ dat niet flechts het lichaam uitdroogde mat en moede maakte, maar ook dat den moed en de dapperheid verzwakte. Dan zodanig is de uitwerking van een heet en bar landdat het de natuurlyke voch ten opflorpe, de ingewanden doe zie den en den moed noch eerder dan het lichaam bezwyken (b). Weshalve Davideenen waaren helden moed liet doordraaien, wanneer hy, te midden dier zomer droogt enzyne tegen woordigheid van geest behield: en, on der eene uitflorting van zyne ziel over zich heneals eenen magtigen vloed van benaauwde en angstvallige gedach ten, hy echter, onder allen dien last van zwaarmoedige en knaagende zorgen v/elzonk, maarniet te gronde ging, noch zyn vertrouwen op den God zyns heils liet vaaren maar dat hy veel eerder zich zeivenals eenen onvertfaagden en onbezweekenen krygsmanverwakker de s (b) O. CURTII Lib. VII. C. V. Jpfe cum expedite 5, agmine loca deferta Sügdianorum intratnocturm itmere exercitum duccns. Aquarum, ut ante dictum 5, estpenaria, pius defperatione quam defiderio bibendi fitim accendit.... caeterumcum ipfa kt apftus orituromnemque naturalcm ablorbet bu< morem ficcitas; ora, vifceraque pcnitus urun- 5, tur. itaqtfe pimunt apimipinde corpora deficerc coeperunf.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 600