heilige aardrykskunde. 523
op het Land bevond. De Doode Zee
(naar tacitus aanteekening (d)) wordt
door den wind niet voordgedreeven. jus-
tinus befchryft haare watersals onbe-
weegelyk (e). Dit is zekerdat zy log en
traag is (f)en dat zywegens de gerin
ge beweeging van haare zivaare en Joo-
denlymachtige wateren, en van haare on-
gejchiktheid om visfchen in 't leven te
houdende Doode Zee genaamd wordt.
Kan het geruisch der zeedie tegen
den voet eener rotfe aanflaat, niet ver
der (volgens homerus (g)) gehoord wor
den, dan de item van een mensch die
hard roeptzoo was het onmoogelyk
dat David, in't midden tusfchen de twee
opgenoemde zeen geplaatstgelyk
nochtans fommigen willen, haare woe
de op eenen afitand van 12 uuren
zoude hebben kunnen vernemen. Als
zy daarmede noch verëenigen eenen ge->
weldigen plasregendiemet een groot
gedruischin zoo veele golven en baa-
renover Davids hoofd zoude heenge
gaan
(d) Hifi. Lib. v. 6.
(e) Lib. XXXVI. C. III.
(f) SENECAE, Epifi. LXVII. Hoc loco tnihi Deme-
trius nofier occurrii qui vitam fecuram et fine ullis
j, fort una e incurfiombus mare mortUlim vocat".
(g) OJD. 400. 294.