HEILIGE AARDRYKSKUNDE. 525
de Kruisvaartniet wetende de beteeke-
nis van het woord Trachonitisen in
dat dorre Landgeduurende den zomer,
geen beeken noch bronnen aantreffende,
maar wel een meenigte van watergooten
en buizendoor welken het water naar
(1) regenbakken of waterbouderszoo
door
van
(i) De Tanques of Waterhouderszoo gemeen in
dit gewest, als waren zy met uitfluitinge van
beeken en bronnen de eenigfte -waterplaatfen, wor
den in heete en drooge landenwaar het des zo
mers niet regent, voornaamelykaangetroffenom,
door middel van het winterwater, het welke in
die bakken was verzameld en bewaard, de hoven
en akkers maatiglyk te befproeijen, en de men-
fchenenhet vee in hunnen dorst te drenken. Deze
Tanques zynzoo door de natuurals' door den ar
beid en de kunstvervaerdigd. De natuurlyken zyn
de diepten en dalen welken tusfehen het ge
bergte liggen, en de vallei jen, door welken het
water in den regentyd, als door zyne kil of bed,
naar de zee voordftroomtof zich in de meiren
en het zand verliest. In die valleijen en diepten
verblyft het water noch een poos; en het wordt
daarin, ten einde het niet ganfchelyk vervliete,
door dammen met de minfte kosten tegengehou
den en opgeflooten. De nood dryft en dwingt den
loomen en vadzigen Oosterling, wil hy door den
dorst niet omkomen om ookaan den wortel of
voet der bergen, zich bakken uittehouwen, en
op allerhande wyze het water der bergen en heu
velen in den regentydderwaards afteleiden. Het
weinige water, dat noch in die laagren en bak
ken, geduurende de verflindende zomerhitte, in
Trachonitis gevonden wordt, is zeer fpaarzaam,en