heilige aardrykskunde. 535
geluid van dat fneeuwwater door die
goot en en JcheurenGods baar en en gol
ven genaamd wordenals diein haare
omftuimigheid en woedevoor de holle
en dolle golven van eene beroerde en
verbolgene zee niet behoefden te zwich
ten.
Moet de taal en ftyl der dichteren,
naar het voorfchrift van aristoteles
(x), van den gewoonen weg afgaan en
niet voordloopen in woordenwaarvan
men zich in de dagelykfche praat en ver
keer met menfchen bedientmaar in
oneigenlykeuitdrukkingen, die de voor
werpen omkleeden en in eene bevallige
tooi aan het oog vertoonendan moet
de dichtftyl des te fraaijer wordenwan
neer dat ongewoone, en van het betre
den pad afwykendemeerder in de
zaakedan in de bewoordingevan het
dichtftuk gevonden wordt: omdat de
zaak de lettereven als het lichaam de
fchaduw, in waarde, kracht, en fchoon-
heid, oneindig te boven-gaat. Mogen
de wonderen, en alle zulke gebeurtenis-
fen, welken het menschdom bykanson-
moogelyk rekent, met alle recht tot
LI 4 het
00 De Toet. Cap, xxii.