HEILIGE AARDRYKSKUNDE. 553 die, in dezer voege, de woorden over zet: Jerobeam heeft de herjlelling van Damaskus en Hamath aan 'Juda met Is raël uitgewerktof te we ge gebragt: zoo veel daarmede willende aanduiden, dat, uit hoofde van een verbond, tusfchen de Koningen van Juda en Israël gefloo- ten, de veroverde landen, welken zy hunnen nabuuren afhandig maakten, door hen beiden gemeenfchappelyk zou den bezeten worden. Dat Jerobeam derhalve, volgends het gemaakte verdrag, het Holle Syriën en Damaskus ingekree- gen hebbende, het zelve, zoo wel tot Judaals Israëlhadde doen wederkee- renom beiden daaruit een gelyk genot te trekken. Ik wenschte wel, die onderftelling uit de Ryksrollen van Juda en Israël beweezen te zien. Wat voordeels kon 'er voor Juda in fleken, deelgenoot te wezen van een land, zoo verre van hun verwyderdmaar zoo gelegen voor Is raël, en als eene geopende deure om in Syriën te dringen Moest zulk een deel- genootfchap niet veel eerder een twist appel worden, en aanleiding geven om het oorlogsvuur tusfchen die beide Ry- ken aantefteken Enware het dan niet M m 5 ber

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1776 | | pagina 633