562 JUSTUS TJEÉNK OVER DE
van doManasfijten gewoond hebbenen
door hunne ligging ons onderrechten,
dat Ar gobof het Reuzenlandniet het
Noorden, maar het Zuiden van Ogs
Koningryke hebbe uitgemaakt.
Of nu die van Ar gobmet hundie
van ptolemaeus Agubeners genaamd,
en van hem in Woest Arabiën by het
Gelukkige Arabiëngeplaatst wordenéén
zelfde volk geweest zy(n) verdient een
nader onderzoek. Want; fchoon Og
de laatfle van de Reuzen overgeblee-
ven was nochtans vloeide daaruit niet
voorddat alle de ingezetenen van Ar-
gob Reuzen geweest zyn. En; hoewel
het Gelukkige Arabiën van Ar gob ruime-
lyk afftondkonde het evenwel ligtelyk
gebeurd zyndat de overgebleevenen der
oude ingezetenen, of veelen van hun,
door den oorlog daarhene verdreeven,
of door andere voorvallen derwaards
geraakt, waren. Dochuit het eene en
anderejsmet eene genoegzaame ze
kerheid optemaakendat Argob niet
tot het Noorden van Bafanenge-
volgelykniet tot het Juda der Jordaa-
ne, behoord hebbe. Het gene, byzon-
der-
Cn) assemani Biblioth. Orient. Tom. III. Part. II.
Z>. DLVI. DLIX.