heïlïge aardrykskunde. 573
giptenland telkens aanvoere, ik meene,
eene nieuwe oppervlakte van (lib en
flym over dit Land verfpreide, als eenen
vetten grond, waarin het graan en de
moeskruiden enz, (h) alleen willen tie
ren en vrolyk opwasfenzoo dat dan die
beroerde en modderige rivier, als zy
boven hare oevers klimten het Land
van Mitsraim met een nieuw bed of laage
verhoogt, zoo wel aardevoor als voor
landmoge gehouden worden naar,
demaal zy den ingezetenen die beide
dienden bewyst. Altans achilles ta-
tius fpreekt 'er in dier voege van: (i)
Zy wordt bevaarengedronken, be-
ploegd. Want de Nyl is den Egip-
tenaren alleste weten, eene rivier,
aardezeepoelen het is aller ver-
wondering waerdigop dezelfde plaats
het fchip en de fpadeden riem en
den ploeg, den aisfelboom, en een
zegeteeken, fchippers en boerenhut-
ten, het verblyf der visfchen en os-
fenftallen, te befchouwenwant, waar
gy
herodot. Lib. II. 4. j. strabonis Geogr. Lib.XV.p. 697.
(h) plin. Nat. Hifi. Lib. XVIII. 18. Quippe Sabulüm
fubestgr an unique limo tantum continetnr.
CO Lib. IV./. 247. et P. PAPINII STATU Silv. Lib.
III... te Vraeftde nofcat
Unde paludofifoecunda licentia Nili.