ï4 J. ERMERÏNS OVER SOMMIGE
De Spanjaards hadden, geduurende
het beleg, het huis of kafteel te Lillo
verfterkt, en by hun aftogt bezet gela
ten: deze doorn was noodig uitgetrok
ken; waarom de Staatfchen, ten volgen
de jaare 1585, na eenen dag fchietens,
dit bemagtigdenkunnende hetzelve
door de Spanjaards, vermits het belet
des waters, niet ontzet worden (h).
De bezorging dezer plaats en wat tot
derzelver verdedinge noodig was, is al,
van dien tyd af, door Zeeland gefchied;
met toezeggingedat de kosten hier aan
te belledenzouden mogen gekort wor
den op de Quote dezer Provintie in den
ftaat van oorlog (i), dat vervolgens in 't
jaar 1588 door de bekende Afte des Raads
van Statenwaar by het beltier van 't
zoogenaamde Committimus aan Zeeland
is opgedragen, genoeg is bekragtigd(k)|
ten welken jaare, Lillo en Liefkenshoek,
als twee fleutels der Schelde,aan de Veree-
nigde Pro vintien van merkelyken dienst
warenwanneer de hulpdie Parma de
zoo genaamde onverwinnelyke vloot toe-
b ren
ew hooft Nederl. Hift. bi. 1004.
Ci) Refol. Raad van Stat. 2 Aug. 1585. MS.
(k) aitzema Zaken van Staat en Oorl. III.
E>. bl. 525.