J. VËERAC OVER DË ROTKOORTS
Ik ben te wel overreed van het ge^
wigt dezer aanmerkinge, met betrek
king tot myne Verhandeling, dan dat
ik in de opgaave der tegenro'ttige Mid
delen, der verbeeldinge zoude bot vie
ren endoor eene onnoodige uitwyding
in dit (luk, het geduld van den lezer ter
gen. Men houde dezen uitftap ten goe
de.
De Middelen, welken tot het tegen
woordig oogmerk te ftaade koomen,
worden voornaamlyk tot de volgende
klas fen gebragt
VooreerstHier toe behooren zodaa-
nige, welken de overgebleevene rotftof-
fe verdunnen en affpoelen. Overge
haald gemeen water, tot eene groote
hoeveelheid, met kleine teugen, lauw
gedronken, in diervoege, dat het bui
ten noodzaakelykheid geene walgingen
en benaauwdheid veroorzaakeis het
voornaamst en eenigst Middel tot dit
lborc behoorende. Doch vermids het
enkel onvermengd water zelden als
voldoende erkend word, gebruikt men
hetzelve liefst ten voertuig van ande
ren fchoon het in veelen van deuit
die vereeniging zaamgeflelde, Middelen
we-