21. Het derde dat in de behande ling van onze lcheeps rotkoorts te doen is, beftaat in het herjlel van des lyders kragten 14/2. 3). Ik betrek tot deze aanwyzing niet zo zeer de noodzakelykheid om voor de kragten van den lyder, in de hevigheid der ziekte, te zorgen, want dit is onaf- fcheideiyk met het fluiten der rotting verbonden, zo dat, hoe gelukkiger wy daar in flaagen, hoe minder wy met de overblyvende zwakheid des lichaams, in het afgetrokken befchouwdte doen hebben. Maar ik heb voornaamlyk het oog op de verfterking van den lyder, na dat de kwaadaartigheid der ziekte voor het grootfte gedeelte, is overwon nen. De Middelen, welke ter behandeling van den lyder vereischt worden breng ik tot 1. den Koortsbast2, den PDyn y 3. een koele Dampkringen ten 4. tot eet ie gefchikte Levens-regeling. Deze Middelen moeten wy zo veel E 4 meer OP DE O. I. SCHEPEN. 7£ had aangetasten van een zeer befmettelyken aart was, in haar woede voortging, zo lang de ftilie Z. O. Wind waaide, maar in geweld en befmette- lykheid verminderde, zo dra een ftyve N. W. Wind door het ichip blaasde.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 139