$4 J. Veirac over de rotkoorts
fterk te dringen. Want alles overwc^
gen zynde, zou toch het aanbod van
grooter hand-, of maandgelden, de
fterkfte dryfveer zynom den lust voor
de vaart te doen aanwakkeren. Maar
(de mogelykheid van zulk een aanbod
en deszelfs beftendigheidvoor een oo-
genblik toegedaan zynde) zou men dan
daar door te weeg brengen, dat men-
fchendie zonder gevaar aan land kun
nen beftaan (k)fchoon het hun anders
aan geen moed haperde, dit hun be
ftaan, hunne bloedverwantenhunne vei
ligheid zouden verlaaten, om zich aan
de wisfelvalligheden der zee te vertrou
wen? Neen! dit middel, behalven dat
het, myns bedunkens, onuitvoerlyk,
en ftrydig is met de tegenwoordige om-
ftandigheid der O. I. Maatfchappye, is
van te weinig kragt en te dikwerf vruch
teloos bevonden, dan dat ik my met
de overweeging daar van langer zoude
ophouden.
Om al wat tot dit ftuk behoordmet
een enkel woord af te doen. Ik beken
geene voldoende Middelen te weeten,
om
(k) De gelegenheid daar toe ontbreekt onzes ag~
tens hier te landen zo weiuig, ais in vroeger tyd.