ÏGB J. VEIRAC OVER DE ROTKOORTS voor den dienst, als onbeftand tegen de onge makken der zeedoor toedoen der Volkhou ders op de Schepen gebragt worden. Maar ook dit zal onncod g voorkoomen, zo dra men toe geeft dat ik de voorgefchiktheid van het ge meen aldus hebbe belchreevengelyk zy by al het Volk der Zielverkoopers, zonder uitfluiting der evengemelden Duitfchers plaats heeft. Waarom dan zou ik dit ftuk meer gebyzonderd hebben Ik hadter gevoeglyker plaatfede menig vuldige bedriegeryenen onmenfchelyke behan delingen, welke de Volkhouders, in de aannee ming, bewaaring, enz. van hunne gastenin 'c werk Hellen onbewimpeld kunnen opgeeven en van 't een en ander etlyke ftaalen 'tgeen niet moeilyk zyn zoude, voor 'toog der waereld ten toon hellen. Doch ik denkhieromtrent voor menfchendie niet volftrekt onkundig zynge noeg gezegd te hebben. Js 'er daarenboven wel zo veel rede, als men voorgeeft, om de te genwoordige Zielverkoopers hier mede zo veel meer te belastendan hunne voorgangersdat men daarin de meerderheid der Scheeps-rotkoort- fèn zou moeten zoeken? Ik begreep wyders, dat de Runstgreepen in de werving, hoe vuil zy zyn, met volftrekt tot mynen taak behoor den. Indien de Maatfchappy gevraagd hadde naar de rede der Scheeps-rotkoorts in 't gemeen, en dus, ook in 'tgemeen, naar de middelen ter voorkoomingedan had ik my over deze dingen breeder verklaardmaar nu vy Hechts de verme nigvuldiging dtrzelve, en de middelen, om die vermenigvuldiging te voorkoomen, wil hebben aangetoond, konde ik met eene algemeene ver mei-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 176