OP DE O. I» SCHEPEN. IO«> ding dezer bedriegereyen, en den aanwas der Volkhoudersvol liaan. Met de behandeling der, zo genoemde, baa- ren op de fchepen had ik insgelyks weinig of niets te doen. Ik heb, ter voorkoominge van de ziekte aangeraadenom dennieuwlings aan boord gekoomenmatroosop eene vriende- lyke wyze te behandelen, en daar mede, fchoon ingewikkeld, genoeg te kennen gegeeven, dat de tegenwoordige bejegening die verbetering noodig heeft. Ik heb ook beweezen, dat al, wat tot het beftaan der waare oorzaakof lie ver van de ziekte zelve, vereischt word, .eeds vóór de komst des volks op het fchipaanwee- zig is en gevolglyk de behandeling in geen aanmerking koomt. Dus was 'er geen rede, om daar vanvoor zo verre de meerderheid der ziekte 'er uit ontftaan zoude, in eene beknopte beantwoording dezer vraage, veel te zeggen, niet tegenftaande ik van oordeel ben, dat de Heeren Bewindhebberen het gedrag der Scheeps onderofficieren met derzelver Injlrnctiën verge- lykende, nu en dan rede zullen vinden voor eene ernstige berisping. Onder de Middelenter voorkoominge van den voortgang dezer ziektebehoort het natuur- lyk versch-, of overgehaald zee- water. Zo dra de Koorts zich op het Schip vertoondmoet het volk ryklyk 'er van gebruik maaken. Doch ook hier van moest ik zwygen, ten zy ik in den lezer eene onkunde onderftelde van een be hoedmiddel 't geen den minften zeeman bekend is en door de natuur zelve aangeweezen word. Om deze rede heb ik niets 'er van gezegd, zo tnin als van de, algemeen toegeftemde, nood zaak-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 177