OP DE O. I. SCHEPEN. 119 met beevende Handen. Wanneer men hun verzoekt de Tong uit te fteeken, doenze dit meede met eene beevende be weeging, brengende dezelve zelden ver der, dan even over de Lippen, buiten den MondWelke twee laatfte byzon- derheeden, ik nimmer in eenige andere Ziekten zo heb gezien. De Tong wordt dan, met eene geele, of zwart- agtige korst bedekt, en de Mond en Keelmet een zeer taaije flym bezet. Veelen hebben een drooge Huid, ge- duurige Koorts, een kleene en rasfe Pols, metee ie uitwendige hittewelke hitte zig zeer duidelyk deed bemerken, wanneer ik met myne Handde hun ne ter plaatfe daar men de Pols voelt omvatte. Het zelfde hebben de Hee- ren de man en pringle ook waar- genoomen (e). Omtrent de Pi3 in deeze Ziektens, heb ik niets aan te merken; doordien ik die met pringle (fen de MAN(g), zeer verfchillende gevonden heb: dan H 4 eens Ce) m. j. de man, Verhandeling over deKwaad- aartige Rotkoorts, pag. 13. pk.inüï.e Ziektens der Heirleegers, pag. 334. (f) Ibid. pag. 333. Is) M. J- man pag. 42,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 187