OP DE O. I. SCHEPEN. 123 mus wordt geheeten (k). By eenige neemt men Petechiae waar, een uitflag, taamlyk gelyk aan Vloó beeten, en deeze Petechiae vertoonen zig voornaam- Iyk op de Borst. Ik ben op Scheepen geweestalwaar deeze Ziekten s gras- lèerende, men my tot raadpleeging ver- zogtendoordien men verzuimt hadt de Borst van de Lyders te ontblooten men niet eens ontdekt hadt dat de zulken onder andere teekenen hunner Ziekten, ook Petechiae hadden. Deeze Vlekjes vertoonen zig niet altoos op den zelfden tydby fommigen heb ik- ze in den beginneen by anderen weeder, eerst na den veertienden dag van de Ziekte waargenoomen (1). Op een Schip waarop ik diende, nam ikze reegelmaatig den vierden of vyfden Dag waar; te reekenen na den aanval van de Ziekte. By anderen heb ik gezien, eene Uitflag, als of het witte gierstpuis- jes waren. De (k) M. J. DE MAN pag. 24. S. de MONCHY pryS verhandeling, in de Hollandlche Maatfchappye der Weetenlchappen te Haarlem óde deel iite ituk, pag. 151. (1) g.B.VANSwiETENZiektens derHeirleegers ia de Nota door j. v. d. haar 4de Druk pag. 8ó»

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 191