Ï44 B. HUSSEM OVER DE ROTKOORTS. fommigen, reeds by de vyf Maanden hadden geweest, en geduurende dien tyd, aldaar een zeer Befmettelykeen kwaade Lucht hadden moeten inade men. De Voedzels welken die Menfchen in deeze Huizen gegeeven worden, zyn doorgaans zoodanigdat zy in die Lig- haamenmeede niet weinig toebrengen om eene gefteltheid tot Rotziektens te veroorzaaken. Voeg hier by dat 'er in de laatst voorgaande Jaarenen in zonderheid in 1771 en 1772, in fom- mige van deeze Huizen, de Febris pu- trïda onder de aldaar zynde Manfchap- pen heerschtenzo dat ik weetdat 'er in één Huisop één tydin de 70 van deeze Menfchenaan die Koorts laa- genen in eenige van deeze Huizenis de Sterfte onder dit Volk, zeer groot geweestzoodanig dat men het getal der dooden niet durvende opgeeven fomtyds twee Lyken in één Kist begraa- ven liet. Om dit myn gezegde nader te beves tigen, zal ik hier een woordelyk Ex tract uit één der Journalenop een Nederlandsch Uitgaand Oostindisch Schip gehouden, inden Jaare 1771, op geeven. "Ons

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 212