OP DE O. I. SCHEPEN. 169
Dikmaals, heb ik de gemelde Koorst-
bast tot een half once, in Poeder, da-
gelyks laaten gebruikenen fomwylen
nog in grooter hoeveelheid, met een
zeer goeden uitflag. Met het gebruik van
dit Middelmoet men aanhoudenen
fchoon de Ziekte al voor een groot ge
deelte fchynd geweeken te zyn, moet
men echter niet te vroeg daarmeede op
houden; of de Lyders loopen gevaar
om weder inteflorten.
Indien de Zieken zig in omltandig-
heeden bevondendie hun verhinderden
dit Middel door den Mond inteneemen
zo zoude men hetzelve, by wyze van
een Afkookfel, door Klylteeren naar
binnen konnen brengenen, wanneer
zoodanig een Klylleer kan binnen ge
houden wordenzal het zeer wel kon
nen opgenoomen, en onder het Bloed
worden gebracht (b). Ik heb dikmaals
foortgelyke Klylteeren laaten infpuiten,
waarvan niets terug kwam, en al het
ingefpooten vogt gecibjorbeerd wierd.
Volgens de proeve, door pringle ge
daan, is gebleeken hoe fterk deeze
Koortsbast de rotting tegengaat (c).
L 5 De
(c; Append, paper L. C. II. Exp. XIII. p. 280.
(b) M. J. DE MAN pag. X48.