I98 B. HUSSEM OVER DE ROTKOORTS %o moet ik nu opgeeven dat geene, *t welk men in agt neemen moet, om in hunne Verblyfplaats op de Scheepen, de Lucht zuiver, en van Befmettinge hevryd te houden. Men brenge zig hierby te binnen al dat geene, 't welk ik onder myne twee de Afdeeiingomtrent deeze Verblyf- plaats gezegt heb be. Ik heb toen zeer klaar aangetoondwelke eene kwaahe, en befmettelyke Luchtin dit Tusjcben- deks veeltyds tegenwoordig wasen de ongunstige gefleldheid deezer Ruimte op de Oostindifche Scheepen, aldaar befchreeven. Het is bekendwat de Oostindifche Maatfchappy, federd eenige Jaaren al heeft aangewend, om de Lucht in dit Tusjchendnksbeftendig te verwisfelen: en misfchien is 'er nog niets beter hier toe uitgedagt, dan de ventilators van den Heer van swyndrecht te Rot terdam, die men thans genoegzaam op alle deeze OostindifcheScheepen meede voerd. Het fchynd my echter toe, dat jngevaile van zeer flegc weeder, wan neer de Lumen moeten digt gelegt, en met Pre/enningen overdekt wordendie «Werktuigenhoe nuttig ook anderfints, al*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 266