VADERLANDSCHE GEDICHTEN. 235 een mensch was, en dat de lof, wan neer die verftandig en gepast was, en uit den grond van 't hart kwam, of fcheen te komen, aan hem niet onaan genaam was. Dit toonde zig zoo dui- delyk in 't vermaak dat hy genooten billyk mogt genietenwanneer in zy- nen hoogen ouderdom, in een tyd dat hy voor niemand meer behoefde te veinzen, de Alexandrynfche Koopvaar- dye-Vloot, by Pouzzol, onder 't uit- fleeken van Vlaggen en Wimpels hem die woorden toeriep, welke ieder Hoofd van een Staat in zyn hart diende gegra veerd te hebben, (e) dat zy door hem leefdendoor hem eene vrye fcheepvaart hadden! en door hemhaare vryheid en wclvaard genoot en! Zo hy dan waarfchynlyk den fpot heeft gedreeven met de onzinnige loftui tingen in de Georgica ten zynen opzig- te verfpild, toen hy nog niets prys- waardigs had bedreeven, kan hy ernltig behagen gefchept hebben in den lof, welken de iEneis aan waare en heilzame daaden geeft: en dat nog versfen van dat Ce") Ver ilium fe vivere per ilium n^vigare\ Liberla te at pus fortunï} per Uturn frui I SUfcTpNIUS ia Aug, c, 98.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 305