alles voor hem op, wat de Keizer in
den Senaat, of elders, in 't openbaar
moest zeggenen vreesde onnut te wor
den, zo ras de jonge Vorst dit zelve
kon de doen (t).
De leevendige geest van Nero, hier
door van't ernftige afgehouden, was
gevallen op het vervroolykende (u); op
mufvcq, graveeren, fchilderen, hard-
draavenen versfen maakenen in dit
laatfie (daar hy't minfte kwalyk in ge
lukte) geleerdheid te toonen en niets
was natuurlyker als dat de Roomfche
jeugd, die den jongen Keizer omring
de, na gunst zogt, ieder door zodanige
gaavenwaar in hy de meefte bekwaam
heid hadof dagt te hebben. Zo dat
met diergelyke Hovelingenvan welken,
gelyk van den Vorstde ondeugden
van't hart nog geheim, en de blinken
de hoedanigheeden van den geest, open
baar waren, dit Hof een allerbekoorlyk-
Q_ 3 fte
A
VADERLANDSCHE GEDICHTEN. 245
Cl) diutius in admiratione fut da fitter et. TAC.
Ann. 13.
f U Vividum animum in alia detorftcaelarepingere
cant us aut regimen equorum exercere et aliquando carmir.i-
bus pangendis inesfe fibi elementa dottrinae ojlendebat]d.
suetonius noemt zelfs een gedicht van Nero,
tegen Clodius Polüo gemaakt, en tacitus fpreekt
van een ander tegen Quingtianus.