245 O. Z. VAN HAREN OVER DE
de uitterlyke fchyn, van kennis, fmaak
en weetenfchap moeste vertoonenge-
duurende de vyf eerde jaaren van Ne
ro's regeering, in welke het nog geen
misdaad was onderlingja met hem
zeiven, van bekwaamheid te dryden.
En ook was men, ingevolge van dien,
tot Romen in de verwagting dat nu de
hoop van Fortuin voor de verdienden
open was (v).
Onder die jonge lieden blonken
voornaamentlyk uit in gaaven van ver
hand en Dichtkunde, Lucanus en Pe-
tronius de eerde een Spanjaard van
geboortemaar zeer jong na Romen
overgebragt, was door zyn Oom Sene
ca aan't Hof voorgedragen, de twee
de was een Italiaan of van Masfilien
beide na gunst dreevende, konde Petro-
nius niet beeter zyn hof maakenwan
neer hy gewaar wierd, dat Nero nydig
was van den roem dien de Pharfalia be
gon te verkrygen, als door dien roem
te verduiderenqn ten dien einde
moest niets van meer effedt zyn, als
door een foortgelyk werk aantetoonen
dat men iets beeter over die dode kon-
de
(y) l'iiebaturaue locus virtutibus patefactus, TAC ib.