van Nerovan welken Tacitus de fin-
guliere dood verhaaltmaar elk heeft
zyn gevoelen in oude en duistere zaa^
ken, en myn voorneemen is niet een
lang onderzoek te doen over een naam
die in geene ernftige redeneering ooit te
pas moet gebracht wordenals wanneer
(gelyk hier) de ftoffe, welke men
verhandelt, noodwendig daar toe ver
plicht (w).
VADERLAND9CHE GEDICHTEN. 249
Q. 5 CA-
(w~) Eene tegenwerping nogtans is 'er op dit
gevoelen welke ik niet fchroom te beantwoor
den, te meer om dat de oplosfing van de zelve,
wel verre is van eenige de minde hinder aan goe
de zeeden te brengen. Men kan my vragenhoé
een foort van voorreeden, welke ik del tot lof
van Nero gemaakt te zyn geweest, ooit in een
fchimpfchrift teegen hem heefc kunnen dienen? Ik
antwoorde, dat, voor eerst, in 'c algemeen alle
Lof die de juiste paaien te boven gaat, voorna-
mentlyk wanneer die door de eigenliefde van hem
die men 'er mede vleytwerd geloofd, reeds zeer
naby een fchimpfchrift koomt: ten tweeden, dat
Vorden te pryzen over hoedanigheeden welke ie
der tbehalven zy) weet dat zy niet bezitteneen
daadelyk befpotcend fchimpfchrift isen eindelyk,
dat de waare Natuur van de Satyra, van het
fchimpfchriftis, dat fpot 'er zo na by lof is, dat
het verdandig oog alleen die weet te onderfchei-
den. Dusdanig is zy admirabel gedefinieerd door
de verdandiglte Vrouw (misfehien) van onze
Eeuw,
5a-