vaderlandsche gedichten. 255 in vermaarde Paleizen nagaan, is eer- flelyk de voorgeevel, ten tweeden de algemeene ordonnantie en byzondere verdeelinge der vertrekken, en ten der den de ameublementen. Zoo 't geoor loofd is de Luüada aan dien regel te on derwerpen, kan men zeggen dat de Voorgevel, dat is de Tytel en dof, die verhandeld zal worden allercierlykst en groot isdewyl de lof van 't vader land gepaard met een der voornaamfte ontdekkingen die ooit door menfchen is gedaan, onder de pragtigfle voorwer pen is welke men voor de oogen kan brengen hier en tegen fchynen de ver trekken zo in 't algemeen als in 't by- zonder met weinig order aan een gelast en zonder fmaak verdeeld te zynmaar iedere befchryving op zig zelve is een meubel van een elegante,; aanminnely- ke en verrukkende foort. Ook heeft nimmer eenig Dichter meer hulp voor een blinkende inbeelding kunnen hebben als Camoënsdewyl meenigvuldige reizen het getal onzer denkbeelden moe ten vergrooten, en kunnen verderen; nu is hy waarfchynlyk van alle Dichte- ren de geene die 't verst gereisden de meeste gevaaren heeft ondergaan. En wan-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 325