'25<5 O. Z. VAN HAREN OVER DE
wanneer een werk zig zodaanig ver
toont aan die geenen d;e de taai van
den Autheur maarmaatig verllaan, en
zelvs in overzetting een meenigte beval-
ligheeden behoud, kan men ligt begry-
pen hoe veele het in 't oorfpronkelyke
moet inhoudenook mag men met ree
den denken, dat zo iemand de plaatfen
in Indien bezogt, door Camoëns be-
fchreeven, met de Lufiada by zig, wy
van hem de zelve getuigenis zouden ho
ren als Lady Worth-ly Mountagu van
Homerus geeft.
VOLTAIRE.
Na de Lufiada zyn 'er wederom twee
Eeuwen verloopeneer Europa een an
der al-om goedgekeurd Vaderlandsch
Gedicht heeft gezienwanneer de Hen-
riade van den Heer Voltaire is verfchee-
nen, hoewel eerst onder den naam van
Poëme de la Ligue, Dit werk het welk
alle fraaiheeden van de vooren genoem
de bezit, heeft daar bv nog twee zaa-
ken die of beideof eene van beiden
aan de voorige genoemde ontbreeken,
te weeten de met bode of juiste order, en
het gebeel afgemaakte. Maar ook heeft