262 O. Z. VAN HAREN OVER DE
zynde, belfond de weetenfchap in 't
vegtenen de kunst om zigen aan
arme meedeburgersroof te befchik-
ken. Veel te fpreeken was 'er van geen
nut, en by gevolg van geen gebruik
want ieder die bewind, van zaaken
heeft bygewoond lagcht met alle beilu-
deerde harangues welke de Senators
en de Confuls, in de onverwagtife zaa
ken en voorvallenby de Hiiforiefchry-
vers altyd gereed hebben. De twee
de noodzaakelyke kunst tot Romen was
de Landbouwdie de vrouwen en kin
deren moest voeden, terwyl de mans
vogten; en nog't vegten nog 't ploegen
moedigt aan tot elegante reeden voerin
gen, die nogtans, het eerlfe dienstmid-
del zyn om weetenfchappen overtebren-
gen en te verfpreiden. De fpraakkunst
begon dan maar tot Romen geoeffend
to worden, wanneer het wel fpreeken
tot fortuin konde dienen: hier toe wa
ren twee byzondere geleegenheeden
die de jonge Adel fpoedig waarnam:
de eer (ie was de geringe burgers, in
kleine onderlinge difpuuten, tot weder-
zyds genoegen, te vereenigen; en na
de in (felling van de Praetura, eene van
de twistende partyen voor den Prajtor
te