276 6. Z. VAN HAREN OVER DE gens eenigen (i), of veertig duizend vol gens anderen (k). Het geen waarfchynlyk de eerde gele genheid heeft gegeeven aan de Grieken om de Arabiers als onweetende aan te zien, was een fpreekwys, welke Maho met, en na hem nog iarg de grootfteen wyste Arabiers, geftaadig herhaalden en welke de Grieken letteriyk uitlei den, Inde tyden der onweetendbetd, dagt of deed ik't geen egter by hen niets anders beduidde, als voor de tyden my- ver bekeering. De Apostel Paulus was zelve te geleerd om de Athenienfers aantezien voor onweetende, en te oor deelkundig om het hun te verwyten: dus wanneer hy zegtGod dan de tyden der cnwe et endheid overgezien hebbende ïs'tklaar dat hy meent, de onweetend- heid van u lieden van 'c geen ik nu ga verkondigen. En moogelyk heeft Ma- hornet hierzyne fpreekwyze gevonden. Het tweede was't verbranden van de Bi bliotheek die Amru ebn'ol Aasdoor last van den tweeden Caliph Omar al Chettab m (i) Ahmed Ben Jofeph; (k) Abi 'ifcda.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 346