vaderlandsche gedichten. 277 in de baddooven van Alexandrie door de vlammen deed verteeren. Maar wie ziet met dat een Volk, verftandig, lee- vendig, en in de hitte van de Geest- dryverye, noodwendig door vooroor- deelen moest worden geregeerd: dit was moogelyk,zo lang de Coran het eenigfte boeit onder hen bekend bleef maar wat was niet te fchroomen ge weest voor de Arabifche Natie, zo ge ring in getal by vergelyking van de volkryke Landen die zy o verdroomde, jngevalle te gelyk alle kennisfen der Wereld in deeze Bibliotheek verza meld, die Natie eensklaps hadden ver licht waarfchynlyk het zelve dat aan de Tartaaren in China is gebeurd: de overwinnaars zouden in de overwonne ne Volkeren ingelyfd, en verdweenen zyn. Het geen dan voor de Weeten- fchappen een ongeluk wierdwas voor Omar een noodzaakelyke ftaatkunde. Dog de Coran de eeniglle bedisfende wet in Geestelyke en Wereldlyke zaa- ken gewordenmoest daarom niet min der Godgeleerden, en Rechtsgeleer den geeven, en opfcherpenna maate de daagelyks voortgaande overwinningen de tydelyke bezittingen van grooter waar- S 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 347