echter de ondervinding, en zelfs
de Scheikunde, dat de Dierlyke
Steenen, die in de lichaamen wor
den voortgebragten onder den
grond, of op eene andere wyze,
geene veranderinge ondergaan heb
ben altyd een zeker doordringend
dierlyk zout of iet aromatyks, in
meer of minder graadbezitten
in zoo verre, dat dierlykeIteenen,
die zulke fmaak- en reukteekenen
geheel ontberen, met reden ver
dacht gehouden worden. Behal-
ven dit, vindt men in de dierlyke
fteenen, 'tgeen byna aan alle foor
ten gemeen is, eene omkorstende
aanzettinge by fyne laagjes om ze
ker vreemd heterogeenlichaam,
dat zich in eenig ingewand of ge
leden der dieren bevindt, of door
ziekte van het gezond dierlyk lic
haam afgefcheiden is. Waarom
men, in meest alle dergelyke ftee
nen, eenig gruis, houtje, ftroot-
je,
X X X I I