VADERLANDSCHE GEDICHTEN. 285 te landniet meer onder de ploegen aan de Natuur overgegeevenin wilde Bosfchen was veranderdtuslchen wel ke zig hier en daar vertoonde een ftad, dat is een verzaameling binnen wallen of muuren, van houte of leeme hutten, met ftroo gedekt, en vastgemaakt te gen, of op, de puinhoopen van vorige pragtige Paleifen, of cierlyke Gedenk- teekenen. En in die Vesten voerden het gebied, hier een Noordsch, daar een Longobardisch, gins een Frankisch ofTudeske, Bevelhebber, met een be zetting zaamgeileld door 't uitvaagfel van alle Volkeren. Wet en Order wa ren onbekend, en't daal fprak alles uit. Die geene van de weinige nog over- gebleevene ongelukkige Inboorlingen, die mishandeling en flaverny zogten te ontwyken, hadden dan geene andere plaatfen van toevlugt als in die byna on- toegankelyke Bosfchenin welke boven dien, de vloeden en Itroomen, voor heen met zorg en kosten ten nutte ge leid, en nu buiten hunne bedden in 't wild zyperende, moerasfen endoolhoo- ven vertoonden, welke de gezogte zee- kerheid verlchaften. De vryheid die eik hunner aldaar hadde doen vergaade- ren

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 355