29° O. 2. VAN HAREN OVER DE
no eg my dan dit alleen aantemerken
dat de Schilderkunst, tot verciering of
ten minden opfchik van Kerkendoor
een opulente Geeftelykheid in 't alge
meen op het allerkostbaarile beloond,
ook den voornaamflen roem in dit tyd-
ftip heeft behaald.
Daar deeze eeuw der Weetenfchappen
eindigt, doet men beginnen die, welke
men vereerd met den naam van Lode-
wyk den XlVdc", fchoon die inderdaad
maar eene continuatie is van de Eeuw
der Medicis. Want het was onder de
regeering van Franfois den eerden, dat
de Franfche Natie de kunsten en wee
tenfchappen begon te kennen, waar
door de opvoedingen met zorg bevly-
tigd, aan Frankryk in de zestiende eeuw
ruim zo veele, zo niet meer, groote
Geedcn, vertoonden als in de zeven
tiende. Maar de geduurige twisten in
daat en Godsdienst, wendden alies na
den Oorlog, of na de Controverfe
egter vind men de Gefchriften van dien
tyd hoewel gemeenlyk alle van eene
cndragêlyke lengte, hier en daar door-
zaayd met byzondere plaatfenwaar in
de dageraad van de goede fmaak reeds
begint doortefchynenen ae vier ver-