kiezenhet Volk, waar van de Gebenrte-
nisfenhet best bewaarheid aan ons zyn ge
komen. Dit zyn de Romeinen: by welke in
vyfentwintig Eeuwen maar twee tydftip-
pen te vinden zyn, in welke die vryheid
van zodanige werken uittegeeven mooge-
lyk of geoorloofd was. De eerfte is die
van de Beheerfching van Augustusniet
om dat men te Romen vry wasmaar om
dat de Staatkunde van Augustus wilde
dat men gelooven zoude dat de Vryheid
nog in weezen was. Gy zyt nog;jong(q)
fchryft hy aan Tiberius, die om de
vrye taal der Romeinen verhoord was;
laat ze wat praatenV is genoeg voor ons
dat de zaaken in dien /laat zyn dat zy ons
geen kwaad kunnen doen. En de ver
scheidene manier van denken van die
twee Vorften had ook verfchillende uit
werkingen: want zo het onder Augus
tus nog geoorloofd was aan een jong of
ficier zynen leevenden Generaal boven
het geheele keizerlyk huis te ftellen (r),
ten
302 O. Z. VAN HAREN OVER DS
Cq") JEtati tuami Tiber'snoli in hac re inclulgere
Satis est er.im fi hoc haiemus ne quis nobis male facers pos-
ft. SüET. in Augc. 51.
(r) Ergo ubi per daros 'mint tua fata trixmpbos
Solus utroque idem d'ueris magnus in or be.
TIEtU-L, I. 4, Fan. Mesf.