VADKRLANDSCHE GEDICHTEN. 325 Wiskunde, Boerhave in Geneezing, en Albinus in Ontleeding van menfchely- ke lichaamen. \Vy zyn dan nog maar eerst op den weg om uit dit alles een welfp reeken de, en by ieder Lid van onze zaamenleevingeverftaanbaaretaal, teformeeren, en wanneer die met ge noegzaam getal en klaarheid vervuld zal weezen, dan, en eerder niet, zal het tyd kunnen zynom die taal aan naau- we wetten te binden. Dog zo lang wy niemand hebben, om in wellpreekend* heid naast CicerO", in zachtvloeijende dichtkunde by Virgilius, in verheeven Lierzang nevens Horatius, in gefchie- denis-befchryving tegen over Tacitus, te kunnen zetten, fchynt het my een onvoorzigtigheid toe van aan een taal, die fpoedig overvloediger kan en moet worden, te gebieden, om in de gren zen van haare armoede te verblyven, in plaats van zig, met nutte, en by 't recht der Volkeren niet verboodene, ?oof van andere Natieii te verryken. Aireede kan men van onze Landgenoo- ten roemen het geen Horatius (u) van X 3 de (u) Cra-iis ingenium Grajis 4eJit ere roittvdv Mufa loqui. De' Art". F eet. 334,.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 395